top of page

Aantal dierproeven moet naar beneden

Lancering van actieplan dat een afbouw van 30 % van de dierproeven vooropstelt

Dierenleed moet overal waar mogelijk vermeden worden. Daarom stelt de Brusselse regering op initiatief van Staatssecretaris voor Dierenwelzijn Bianca Debaets een plan voor om het aantal proeven met dieren significant af te bouwen. In overleg met de onderzoekswereld en de universitaire gemeenschap zullen dierproeven waarvoor alternatieve testen beschikbaar zijn stelselmatig afgebouwd worden. Het Brussels gewest zal hiervoor samenwerken met de andere gewesten om te vermijden dat wetenschappelijk onderzoek zich uit ons land zou verplaatsen.

In Brussel zijn 5 onderzoeksinstellingen gemachtigd om in 84 labo’s aan onderzoek met dierproeven te doen. Het gaat om de universiteiten VUB, ULB, UCL en om de onderzoekscentra CERVA en WIV. In totaal worden daarbij 90.000 dieren ingezet, voornamelijk knaagdieren (ter vergelijking 280.000 in Vlaanderen en 235.000 in Wallonië).

“Ik beschouw het als mijn opdracht om het aantal dierproeven te doen dalen tijdens deze legislatuur”, vertelt Brussels Staatssecretaris voor Dierenwelzijn Bianca Debaets. “Ik vind het belangrijk dat het Brussels gewest hierin een voortrekkersrol speelt. We laten ons inspireren door een rapport dat ook op de tafel van de Nederlandse regering ligt. Het is onze ambitie om 30% van de dierproeven geschrapt te zien tegen het jaar 2025. Dat willen we in samenwerking met de sector bereiken”.

Dierproeven worden aangewend in verschillende types van onderzoek.

De veiligheidstesten of regulatoire testen (16% van het totale aantal) vormen de eerste categorie waarin een significante daling van het aantal dierproeven mogelijk is. Die testen dienen voor de productie van medicatie, vaccins, chemische stoffen en voedselingrediënten, vooraleer deze op mensen getest worden. Europese regelgeving staat niet toe dat voor zo’n testen dierproeven worden gebruikt indien er alternatieve testmethoden bestaan. Het is dan ook de bedoeling deze proeven op korte termijn te laten uitdoven.

Ook in het toegepast onderzoek waarbij de ontwikkeling van ziektebeelden onderzocht wordt moeten we streven naar een significante daling van het aantal dierproeven op middellange termijn. Dat onderzoek vertegenwoordigt zo’n 11% van het totale aantal dierproeven.

“Dankzij het onderzoek aan de VUB dat we al jaren ondersteunen beschikken we over alternatieven voor dierproeven. Professor Vera Rogiers en haar team ontwikkelden in vitro modellen met behulp van menselijke huidcellen. Daarnaast moet ook het menselijk donorschap nog veel meer gestimuleerd worden, op basis waarvan onderzoek kan gebeuren”, aldus nog Bianca Debaets.

Enkel voor het fundamenteel onderzoek lijken vandaag geen valabele alternatieven voor de dierproeven te bestaan. Met het fundamenteel onderzoek wordt gezocht naar geneesmiddelen en therapieën voor ziektes als kanker, Parkinson of alzheimer. Daarom leggen we de horizon voor het verminderen van dit soort dierproeven in 2045.

Het is van belang dat een ruim draagvlak bestaat voor de principes en de doelstellingen die de Brusselse regering naar voren schuift. Daarom is overleg hierover cruciaal, niet alleen met de betrokken actoren, nl. de onderzoeksinstellingen, universiteiten en industrie, maar ook met de samenleving in zijn geheel. Iedereen is rechtstreeks of onrechtstreeks bij proefdiergebruik betrokken. Dit plan zal dan ook besproken worden met de Brusselse Raad voor Dierenwelzijn.

Een overleg zal ook worden opgezet op nationaal niveau om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Zo vermijden we een mogelijke verhuis van bepaalde wetenschappelijke onderzoeken uit Brussel.

4 weergaven0 opmerkingen
bottom of page